Artikel "Potjewijd" door Dr. T. Potjewijd in het blad Gens Nostra jaargang 1972 januari blz. 1-6
Vandaag aan de dag zijn uit drie generaties ruim honderd personen in leven, die bij hun geboorte de geslachtsnaam Potjewijd ontvingen. Eén of twee van hen emigreerden naar Australië (hij veranderde zijn naam in Potter), een ander emigreerde met zijn gezin naar Canada, zodat in totaal minder dan tien personen met deze geslachtsnaam buiten Nederland verblijven.
Een gezinshoofd, vader van drie kinderen, verkreeg toestemming voor zich en zijn kinderen om voortaan met de naam Polwijk door het leven te gaan. Deze woont in Nederland, zoals de overige dragers van de oude familienaam en zij leven allen zeer verspreid. Men kan de naam vanzelfsprekend niet dikwijls ontmoeten, maar dan ook van Scheveningen tot Almelo en van Maastricht tot Winschoten.
Het genealogische onderzoek leverde - zoals gebruikelijk - moeilijkheden op. De bronnen waren vele en van uiteenlopende aard. Van de uitkomsten van dit onderzoek was het verrassende dat niet alle personen in één geslacht kunnen worden verenigd.
De beide gemeenten Oude- en Nieuwe Pekela dekken een gebied, dat als een typische veenkolonie bekend is. Onder de naam de Pekel komt deze veenkolonie voor in de administratie van de stad Groningen, die in 1635 de rechten op dit gebied kocht van de toenmalige eigenaren. Deze hadden - met het doel de ontginning ter hand te nemen - omstreeks 1600 het recht daartoe verworven door aankoop van het veen, dat aan Winschoter eigenaren toebehoorde. Zij waren dus eigenaren en verveners, onder wie Feico Clock als deelnemer in de compagnie tevens uitvoerder was.
Toen de stad Groningen eigenaar geworden was is er meer veen aan snede gekomen door de werkzaamheid van hen, die zich in de Pekel wilden vestigen. De stad Groningen vroeg een deel van de opbrengst van de gewonnen turf. De vervener moest de blootgelegde grond ontginnen en bebouwen. Hij werd daar de eigenaar van, zij het dat hij blijvend een jaarlijkse huur schuldig was. Weinig plaatsen zijn door de stad verkocht, zodat de eigenaren daarvan ontslagen zijn van de jaarlijkse heffing. Belangrijk zwaarder dan de huur zijn de lasten ten gunste van de stad bij overdracht van de boerderij aan derden.
Eén en ander heeft de stedelijke overheid van Groningen geregeld bij de "Conditiën van de verhuyringe der veenen in de Pekel" van het jaar 1651. Deze voorwaarden verhinderden niet dat ondernemende mannen, die zich moeilijke jaren niet wilden ontzeggen of die een geringe ruggesteun hadden, als vervener en toekomstige boer aan het werk gingen. Wij moeten aannemen, dat gegadigden van her en der gekomen zijn. Dikwijls zullen zij vanuit een wijde omtrek werkzoekend zijn geweest. Zij zullen in vele gevallen aanvankelijk als arbeider hebben gewerkt en zich eerst op den duur zelfstandig hebben gemaakt. Uiteraard kan deze stijging op de maatschappelijke ladder zich ook in een volgende generatie hebben voltrokken.
Op 12.2.1693 heeft Ds. W. Rustinga van het kerspel Pekela Herman Jans en Jantien Geerts in de echt verbonden. In het jaar van zijn huwelijk werd Herman Jans door de stad Groningen te boek gesteld als ondernemer op een stuk grond, dat welhaast twintig jaren op naam van zijn schoonvader had gestaan. Deze - Geert Clasen - had de ontginning echter nog niet aangevangen.
Herman Jans gold voor de predikant als een inwoner van Pekela, want anders zou ZEerw. nauwgezet de plaats van herkomst hebben vermeld. Gezien het jaar van zijn huwelijk en in acht nemende, dat hij in 1749 de plaats nog op zijn naam had, is het niet onwaarschijnlijk dat Herman Jans omstreeks 1670 is geboren. Er is aanleiding om aan te nemen dat 1676 zijn geboortejaar kan zijn.
Wij zien in de loop der jaren de naam Herman vergroeien tot Harmen en tenslotte tot Harm. Maar in 1711 en 1713 voegt de predikant daar de geslachtsnaam Potjewijt aan toe. Wij moeten Herman Jans en Jantjen Geerts dan ook beschouwen als de eersten van een geslacht, dat wij nu over een periode van bijna 300 jaren kennen. Er zijn 134 nakomelingen, waarvan 60 mannelijk. De voornamen Geert (van Herman's schoonvader) en Harm (van Herman, Harmen, Harm) zijn gegeven tot in de huidige, tiende generatie.
Wij kennen de plaats, waarop Harm werkte. Hij ligt langs de tegenwoordige Wilhelminawijk in Oude Pekela. Op de tweede plaats in noordelijke richting was Halbe Meentes even verder de ontginning aangevangen. Hij was een oudere man, die spoedig het beheer overliet aan zijn zoon Willem Halbes.
Nu kon de zoon Klaas (geb. 1706) van Harm Jans Potjewijt het blijkbaar bijzonder goed vinden met zijn buurmeisje Fennechyn Willems, een dochter van Willem Halbes. Omstreeks 1730 huwden zij. De broer van de bruid, Halbe Willems, was reeds eerder in het huwelijk getreden.
Uit het huwelijk van Klaas Harms en Fennechyn Willems werden acht kinderen geboren.
De zoon Harm Klasens Potjewijd (1738-1814) werd een figuur van plaatselijke bekendheid.
Van dit portret werd eerst gedacht dat het Harm Klasens Potjewijd (1738-1814)  voorstelde. Later onderzoek wees uit dat dit niet waarschijnlijk is. (Zie Naschrift)
Hij had meer land verworven en hij woonde en werkte dichter bij het centrum van het dorp. De tegenwoordige Laurens Janszoon Costerstraat ligt vrijwel op het land van zijn boerderij, maar hij woonde als buurman van Hendrik Wester - de bekende onderwijshervormer ongeveer ter plaatse, waar nu de Hendrik Westerscbool staat. Zijn belangrijkste functie in het openbare leven was die van Kerspelvolmacht, voorzitter van de kerkenraad, en als zodanig fungeerde hij ongeveer als burgemeester.
Wij nemen aan, dat kinderen van zijn oom Halbe Willems, dus neven en nichten van de zijde van zijn moeder, wel gaarne de bloedverwantscbap met een zo vooraanstaande burger wilden tonen. Het is althans in de jaren tachtig (van de achttiende eeuw), dat plotseling in die kring Potjewijd bij huwelijken aan de naam van de bruid of bruidegom wordt toegevoegd. Nu waren de verhoudingen tussen de beide families ook wel bijzonder goed, zoals blijkt uit een onderzoek naar het beheer der boerderijen. Echter blijven alle nakomelingen van Halbe Willems bij het instellen van het Bevolkingsregister in 1811 de familienaam Potjewijd voeren. Daarmede is het tweede geslacht Potjewijd ontstaan. Geteld vanuit dezelfde generatie als die van het eerste geslacht zijn hier 137 nakomelingen, waarvan 61 mannelijk.
Zij, die het instellen van het Bevolkingsregister hebben beleefd en dit waarschijnlijk als een van Napoleon's streken hebben gewaardeerd, hebben niet altijd de akten gelezen, die zij met hun handtekening bevestigden. Het is puur toeval, dat daarom velen uit dit geslacht de naam als Pottjewijd moeten schrijven.
Dezelfde overname van de geslachtsnaam geschiedde eveneens rond het jaar 1780 en waarschijnlijk uit dezelfde overwegingen: kleinkinderen van Hendrickyn Harms, oudste dochter van Herman Jans en Jantjen Geerts, herinnerden zich de familieverwantschap met den Kerspelvolmacht en gingen de familienaam voeren. Kleinzoons, maar zelfs kleindochters verleenden de geslachtsnaam van hun grootmoeder aan hun nageslacht. De stam, voortgekomen uit het huwelijk van Hendrickyn Harms en Albert Menses omvat in vier generaties 27 personen, waarvan 10 mannelijk. Zij woonden veelal in Nieuwe Pekela en zij zijn in 1811 met de familienaam ingeschreven. Het geslacht heeft echter sedert ca. 1820 geen nakomelingen.
Nog verder terug greep zekere Berent Meilofs Potjewijd, die in 1794 in het Rekeningenboek van de stad Groningen voorkomt. Hij moet zich hebben herinnerd, dat zijn grootvader een broer was van de grootmoeder van de Kerspelvolmacht, die de naam door haar huwelijk verwierf. Wij vinden overigens van hem of zijn nageslacht geen sporen terug.

De Pekelders, gekomen als verveners en landbouwers, hebben betrekkelijk spoedig zelf de afvoer van de gewonnen turf ter band genomen, waaruit zich de scheepvaart ontwikkelde. Deze - aangevangen als kustvaart (Bremen, Hamburg) - groeide uit tot een krachtige deelneming aan het wereldscheepvaartverkeer (Oostzee, Middellandse zee, Zuid Amerika). Leden van de drie geslachten Potjewijd hadden daarin een werkzaam aandeel, opgroeiend van kajuitsjongen tot schipper op een Pekelder zeilschip. Het moet eens zijn voortgekomen in de jaren '70 van de 19e eeuw dat in Riga tegelijkertijd zeven schepen waren afgemeerd, waarvan de schipper de familienaam Potjewijd droeg.
Teunis Pottewijd (1862-1953), schipper (hij voer in 1874 als scheepsjongen op de "Jantina"), grootvader van Dr. T. Pottjewijd (schrijver van de artikelen in Gens Nostra).Schoenerkofschip "Jantina" voor de stad Napels, den 1sten Maart 1854. Schipper was C.J. Boon, stiefvader van Teunis Potjewijd (1862-1953)
De bloeitijd van de Groninger Zeevaart is dan eigenlijk al voorbij en omstreeks 1885 vangt de verspreiding van dragers van de familienaam vanuit Pekela over geheel Nederland aan. In Oude Pekela komt beden ten dage de naam niet meer voor; in Nieuwe Pekela wonen nog twee ongehuwde dames van middelbare leeftijd, leden van het eerste geslacht.
[T. POTJEWIJD] 

NASCHRIFT
Bij het beoefenen van de genealogie ondervindt men, dat het moeilijk is alle bronnen te vinden voor het verkrijgen van gegevens. Wie onzer begon met het tijdrovende werk van een studie van de catalogus op het bezit var een Rijksarchief? Wie onzer kent alle instellingen, die ons kunnen - en gaarne willen - helpen? Zo vond ik te laat het Iconografische Bureau (Sophialaan 9 's-Gravenhage).
Het portretje van Harm Klasens Potjewijd, dat wij van verre verwanten kregen, die wij tevoren niet kenden, kan niet de Kerspelvolmacht weergeven. Hij overleed in 1814. Het portretje toont een man van ten hoogste 50 jaar. Het iconografische bureau stelt vast op grond van het lijstje en de kleding van de man, dat het portretje gemaakt moet zijn tussen 1815 en 1825. Dit soort miniatuurportretjes waren in het eerste kwart van de vorige eeuw de grote mode.
De twijfel, die sedert lang bij ons bestond is weggenomen; op wie het portretje wel betrekking beeft, laat zich slechts vermoeden.
[T. POTJEWIJD]