Artikel "De geslachtsnaam Potjewijd" door Dr. T. Potjewijd in het
blad Gens Nostra jaargang 1972 februari blz. 42-45
Uit onze vorige bijdrage (Gens Nostra XXVII (januari 1972), blz. 1-6) blijkt, dat de
geslachtsnaam Potjewijd slechts door een gering aantal personen wordt gedragen. Het
is een vreemde naam, ook door een onlogische opeenvolging van twee goed-nederlandse
woorden. De jonge receptioniste moet even een flauwe glimlach onderdrukken, als wij ons
melden.
De oudere
hotel-portier zegt: typisch noordelijke naam.
Hij kent hem uit ervaring en misschien ook omdat de hof-fotograaf
Boele
Jans Pottjewijd (1859-1941) de naam in een lange carričre met familieportretten
en met schoolfoto's duizendvoudig in de noordelijke provinciën heeft verspreid.
In het internationale verkeer is de naam onbruikbaar en wij hebben de meest ondenkbare
verhaspelingen moeten aanvaarden. De bevriende buitenlandse relatie zegt bij de
kennismaking: "vreemde naam, lijkt wel Pools".
Namen met het woord "pot" komen in ons land vrij veelvuldig voor. Uit de
index in vijf jaargangen van Gens Nostra noteren wij "Pot, Potael, Pots, Potter,
Pottey, Potgiesser, Pottharst, Pottinger, Pothoven, Potgieter en Pothoff". Wij
kennen nog "Potjer, Potman, Potse, Potze" en die, welke ons het meest
aanspreken: "Potjegort en Pottjebier". In aansluiting daarop
zochten wij of de naam Potjewijd betrekking kon hebben op een pot met specifieke
inhoud. Dit bracht de oplossing niet.
Veelvuldig trachtte men ons te overtuigen van de opvatting, dat de naam zou voort komen
uit een roepnaam of een spotnaam. Of men nam als uitgangspunt de zaken, die onze
voorouders zouden kunnen doen en die zij met een uithangbord zouden willen bevorderen. Op
dat bord had - om welke reden ook - een wijde pot afgebeeld kunnen zijn. Daarvan zou een
familienaam kunnen zijn afgeleid. Deze oplossingen hebben wij moeilijk kunnen aanvaarden
omdat onze voorouders verveners, landbouwers en zeelieden waren. Bovendien is de volgorde
der woorden onlogisch: het uithangbord zou hebben geleid tot "Wijldepot" of
iets dergelijks.
De opvatting, dat de naam gekozen zou zijn in 1811 bij de verplichting een familienaam te
kiezen - onder omstandigheden, die wij kennen uit de jaren '40-'45 - dus met het
verwaarlozen van de toekomst, speels, wordt volkomen te niet gedaan door ons onderzoek:
reeds omstreeks 1710 schrijft de predikant in het doopboek "Potjewijt".
Nu is ons bekend, dat in het gebied rond Memel -
wanneer men dit uitgebreid wil zien, Kurland, Litauen, Oost Pruisen - vóór 1940
veelvuldig een naam voor kwam: "Podszuwaitis". Degenen, die het Duits als
voertaal gebruikten, noemden zich - phonetisch afgeleid en Duits geschreven - "Podszuweit".
Door de moeilijkheden, die voortvloeien uit de Tweede Wereldoorlog, zijn zeer velen
uit deze gebieden weggetrokken en zo vindt men nu personen met de Duitse naam in de
Bondsrepubliek. Men vindt ook vandaag nog personen in Warschau met de naam Podszuwaitis.
Men herkent hen als afkomstig uit Litauen door de uitgang -aitis, een verkleinwoord, dat
overeenkomt met het Nederlandse -je.
De naam is van Litause afkomst. "Puodas" is het Litause woord voor "pot".
De pottenbakker is dan "puodzius". De pottenbakker zal als zodanig
wel geen verkleinwoord nodig hebben, maar als zijn functie tot een naam wordt en "aitis"
die naam verfraait, dan komt men tot de naam Podszuwaitis.
Hier rijst de vraag of men in een bepaalde periode reeds familienamen vindt in een
omschreven gebied, in dit geval Kurland. Deskundigen uit Kurland verzekerden ons, dat
tussen 1600 en 1700 de meeste inwoners van Kurland reeds geslachtsnamen hadden. Het staat
vast, dat de naam "Podszuwaitis" in de zeventiende eeuw in Kurland reeds
in gebruik was. Zo kent men de landbouwer Johann Podszuwaitis te Wiesborienen in
het Amt Ragnit. Tenslotte en nogmaals: het staat vast op grond van mededelingen uit
verschillende bronnen, dat de naam - zowel Litaus als Duits - zeer veel voor kwam.
Het komt ons niet onwaarschijnlijk voor, dat de familienaam "Potjewijd", die
voor het eerst in het doopboek van Oude Pekela werd ingeschreven in 1711 of 1713, afgeleid
is van het Duits-Litause "Podszuweit". De vraag is dan hoe die naam in
ons gewest kwam. Wie was de drager van die naam en hoe kwam hij in de Pekel? Wij zagen
Herman Jans huwen in 1693. Er is dan geen geslachtsnaam vermeld. In het eerste decennium
van de achttiende eeuw kent Oude Pekela echter ten minste acht jonge echtparen, waarvan de
man Herman Jans heet. En de predikant schrijft trouw de jonggeborenen in zonder vermelding
van een geslachtsnaam. Zo vinden wij op één pagina van het doopboek drie kinderen
ingeschreven waarvan de vader een Herman Jans is, nl. de zoon Gerrijt van Jantjen Geerts
en de dochter Fennichje van Geesje Peters op 12.11.1713 en op 19 nov. Bene, zoon van Hille
Benes. Maar de dominee vergist zich, want hij geeft de kleine Bene ook Geesje Peters tot
moeder. Hij moet doorhalen en nu Hille Benes schrijven. En het lijkt alsof het hem nu
treft welke verwarring mogelijk is, wanneer men geen geslachtsnaam vermeldt: hij voegt aan
de naam van Herman Jans, getrouwd met Jantjen Geerts, de naam Potjewijt toe. Hij herinnert
zich de inschrijving in 1711 van zoon Geert van het zelfde ouderpaar en hij haast zich ook
daar de naam Potjewijt toe te voegen. Oudere inschrijvingen in 1706 en 1703 ontsnappen aan
zijn aandacht. Slechts één ander ouderpaar met Herman Jans als man en vader heeft ook
een geslachtsnaam: "de Roo".
Herman Jans Potjewijt had blijkbaar tevoren niet de behoefte zich met een geslachtsnaam te
kenmerken. Misschien ook kon hij lezen noch schrijven. Maar ook zijn zoon Klaas Harms
(geb. 1706), die wel het schrijven had geleerd, haastte zich niet met het gebruik van een
geslachtsnaam; eerst bij het inschrijven in het doopboek van zijn zesde kind wordt de naam
Potjewijt toegevoegd.
Wellicht omdat die zoon naar de grootvader van moeder's zijde,
Willem, wordt genoemd en Klaas Harms verwarring met andere kleinkinderen met dezelfde naam
wil vermijden. Waarom bestond deze aarzeling om een geslachtsnaam te voeren? Misschien
omdat men zich in de kleine kolonie nog met de patronymica kon redden, omdat nog weinigen
een familienaam bezaten en onze vooronders zich niets wilden aanmatigen, of omdat deze
familienaam vreemd was en duidelijk aan een afstamming herinnerde? Welke afstamming?
In 1672 sloten de Staten-Generaal een verdrag met Jacob, Hertog van Kurland, waardoor onze
landsregering soldaten mocht werven in de gebieden van den hertog. Graaf Kurt Christoph
von Königsmark nam op zich om drie regimenten te werven in Pommeren, Kurland en Polen. De
troepen zouden allereerst worden ingezet in de strijd in ons gewest tegen Bernard van
Galen, Bisschop van Münster. Wij zullen niet nagaan hoe het deze troepen verging bij hun
opmars naar Groningen. Ongeveer 900 man kwam tijdig aan. De Graaf von Königsmark leidde
hen in gevechten. Zij worden in het algemeen aangeduid als "Polakky" en
zo schrijft Van den Bosch, die de oorlogshandelingen vastlegde, ten aanzien van de
bevrijding van Winschoten op 8.9.1672:
"50. van des Graven Koninksmarks Polakky/die hy by zich hadde/hebben in dit
treffen sich dapper gehouden: van onse zijde zijn maar weynige gebleven".
De Pekel lag niet aan de heerweg, die van Winschoten over Wedde naar Bourtange liep, maar
de krijgslieden van Bernard van Galen zijn in de Pekel geweest, want een aantekening in
het rekeningenboek van de stad Groningen van 1674 zegt ten aanzien van een huurplichtige,
Harmen Tyessen: "is door de Bisschoplicke Volckeren 't huys uitgesmeten". Twee
andere inwoners van de Pekel zijn eveneens onder de huren als "Memoria" vermeld,
daar hun heem "door de Bisschoplicke invasie is bedorven". Onze eigen
troepen, daaronder de Polakky, zullen dus zeker ook wel in de Pekel zijn geweest, als
bevrijders.
Wij
kunnen (nog) geen conclusie trekken. Van de troepen van de Graaf von Königsmark zijn geen
naamlijsten of soldijstaten bewaard gebleven. Maar omdat vast staat, dat vóór 1700 de
naam "Podszuwaitis" in Kurland in gebruik was, dat deze naam in Pommeren
verduitst was tot "Podszuweit" en dat hij daar veelvuldig voor kwam,
lijkt het niet onvoorzichtig de mogelijkheid aan te duiden, dat onder de krijgslieden van
de Graaf von Königsmark één of meer personen voor kwamen met deze familienaam. De
Hollandse geslachtsnaam Potjewijd zou dus afgeleid kunnen zijn van een Kurlandse
familienaam.
Dat men de naam mooi vond en hem zonder meer over nam, lijkt onwaarschijnlijk, gezien het
ontbreken van de behoefte aan een geslachtsnaam. Het ligt meer voor de hand aan te nemen,
dat een landarbeider of boerenzoon uit Kurland dienst genomen had in het staatse (of in
een ander!) leger en dat hij het aantrekkelijk vond om zich in de Pekel te vestigen. Dat
zou dan de vader van onze Herman Jans moeten zijn; zijn geboortejaar kan rond 1650 hebben
gelegen.
Ons onderzoek zou niet mogelijk zijn geweest zonder de voortdurende bereidwilligheid van
medewerkers van het Rijksarchief en het Gemeentelijk Archief, beide te Groningen. Het
Hoofd van de Sectie Krijgsgeschiedenis van den Staf van de Bevelhebber der
Landstrijdkrachten droeg door het verstrekken van gegevens bij tot onze opinievorming.
Frau Margot Braess te Hamburg, eindredactrice van "Altpreussische
Geschlechterkunde", introduceerde ons bij deskundigen betreffende Kurland.
[T. POTJEWIJD]